Definify.com

Definition 2024


Zoeloe

Zoeloe

Afrikaans

Noun

Zoeloe (plural Zoeloes)

  1. Zulu

Proper noun

Zoeloe

  1. Zulu language

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈzulu/

Adjective

Zoeloe (not comparable)

  1. Zulu (pertaining to the Zulu people, culture, or language)

Inflection

Inflection of Zoeloe
uninflected Zoeloe
inflected Zoeloe
comparative
positive
predicative/adverbial Zoeloe
indefinite m./f. sing. Zoeloe
n. sing. Zoeloe
plural Zoeloe
definite Zoeloe
partitive Zoeloe

Noun

Zoeloe m (plural Zoeloes, diminutive Zoeloetje n)

  1. Zulu, member of the Zulu people
    Sjaka, de stichter van het rijk der Zoeloes, was een groot veldheer die een terreurregime vestigde door massaslachtingen en zowel weerspannige Zoeloes als andere tegenstanders levend liet spietsen
    Shaka, the founder of the Zulus' empire, was a great general who established a rule of terror by massive killings and ordered both refractory Zulus and other opponents empaled alive
  2. (pejorative) primitive person, savage

Proper noun

Zoeloe n

  1. The Zulu language.