Definify.com

Definition 2024


aangehoord

aangehoord

Dutch

Participle

aangehoord

  1. past participle of aanhoren

Declension

Inflection of aangehoord
uninflected aangehoord
inflected aangehoorde
comparative
positive
predicative/adverbial aangehoord
indefinite m./f. sing. aangehoorde
n. sing. aangehoord
plural aangehoorde
definite aangehoorde
partitive aangehoords