Definify.com
Definition 2025
afspraak
afspraak
Dutch
Noun
afspraak m, f (plural afspraken, diminutive afspraakje n)
-  arrangement, agreement, understanding
-  Dat is niet volgens de afspraak.- That is not in accordance with the agreement.
 
 
-  Dat is niet volgens de afspraak.
-  appointment, date
-  Zij heeft een afspraak om tien uur.- She's got an appointment at ten o'clock.
 
 
-  Zij heeft een afspraak om tien uur.