Home
Search
Index
Definify.com
Definition
2024
afsprekend
afsprekend
Dutch
Participle
afsprekend
present participle
of
afspreken
Declension
Inflection of
afsprekend
uninflected
afsprekend
inflected
afsprekende
comparative
—
positive
predicative
/
adverbial
afsprekend
afsprekende
indefinite
m.
/
f.
sing.
afsprekende
n.
sing.
afsprekend
plural
afsprekende
definite
afsprekende
partitive
afsprekends
Pronunciation
Similar Results