Definify.com

Definition 2024


beschietend

beschietend

Dutch

Participle

beschietend

  1. present participle of beschieten

Declension

Inflection of beschietend
uninflected beschietend
inflected beschietende
comparative
positive
predicative/adverbial beschietend
beschietende
indefinite m./f. sing. beschietende
n. sing. beschietend
plural beschietende
definite beschietende
partitive beschietends