Home
Search
Index
Definify.com
Definition
2024
aaneenschakelen
aaneenschakelen
Dutch
Verb
aaneenschakelen
(
transitive
)
to
link
together, to
chain
together
(
transitive
,
programming
)
to
concatenate
Inflection
Inflection of
aaneenschakelen
(weak, separable)
infinitive
aaneenschakelen
past
singular
schakelde aaneen
past
participle
aaneengeschakeld
infinitive
aaneenschakelen
gerund
aaneenschakelen
n
verbal noun
—
main clause
subordinate clause
present tense
past tense
present tense
past tense
1st
person
singular
schakel aaneen
schakelde aaneen
aaneenschakel
aaneenschakelde
2nd
person
sing.
(
jij
)
schakelt aaneen
schakelde aaneen
aaneenschakelt
aaneenschakelde
2nd
person
sing.
(
u
)
schakelt aaneen
schakelde aaneen
aaneenschakelt
aaneenschakelde
2nd
person
sing.
(
gij
)
schakelt aaneen
schakelde aaneen
aaneenschakelt
aaneenschakelde
3rd
person
singular
schakelt aaneen
schakelde aaneen
aaneenschakelt
aaneenschakelde
plural
schakelen aaneen
schakelden aaneen
aaneenschakelen
aaneenschakelden
subjunctive
sing.
1
schakele aaneen
schakelde aaneen
aaneenschakele
aaneenschakelde
subjunctive
plur.
1
schakelen aaneen
schakelden aaneen
aaneenschakelen
aaneenschakelden
imperative
sing.
schakel aaneen
imperative
plur.
1
schakelt aaneen
participles
aaneenschakelend
aaneengeschakeld
1)
Archaic.
Etymology
From
aaneen
+
schakelen
.
Pronunciation
IPA
(key)
:
/aːnˈeːnsxaːkələ(n)/
Similar Results