Definify.com

Definition 2024


aankondigend

aankondigend

Dutch

Participle

aankondigend

  1. present participle of aankondigen

Declension

Inflection of aankondigend
uninflected aankondigend
inflected aankondigende
comparative
positive
predicative/adverbial aankondigend
aankondigende
indefinite m./f. sing. aankondigende
n. sing. aankondigend
plural aankondigende
definite aankondigende
partitive aankondigends

Anagrams