Dutch

Noun

aanleg m ‎(uncountable)

1. bent, disposition, nature
2. facility, talent
3. construction

   De flora, de fauna en de geomorfologische, archeologische en cultuurhistorische objecten van de IJzeren Poort worden in beide landen sinds de aanleg van de dam wel beschermd: in Servië in het Nationale Park Djerdap en in Roemenië in het Natuurpark Portile de Fier.‎

   The flora, the fauna and the geomorphological, archeological and culturally historical objects of the Iron Gate did become protected in both countries since the construction of the dam: in Serbia in the Djerdap National Park and in Romania in the Portile de Fier Natural Park.

Etymology 2

Non-lemma forms.

Verb

aanleg

1. first-person singular present indicative of aanleggen (when using a subclause)

Anagrams

• leg aan