Definify.com
Definition 2024
afspraak
afspraak
Dutch
Noun
afspraak m, f (plural afspraken, diminutive afspraakje n)
- arrangement, agreement, understanding
- Dat is niet volgens de afspraak.
- That is not in accordance with the agreement.
- Dat is niet volgens de afspraak.
- appointment, date
- Zij heeft een afspraak om tien uur.
- She's got an appointment at ten o'clock.
- Zij heeft een afspraak om tien uur.