Definify.com

Definition 2024


afvragen

afvragen

Dutch

Verb

afvragen

  1. (reflexive) to wonder

Inflection

Inflection of afvragen (strong class 6 with weak past participle, separable)
infinitive afvragen
past singular vroeg af
past participle afgevraagd
infinitive afvragen
gerund afvragen n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular vraag af vroeg af afvraag afvroeg
2nd person sing. (jij) vraagt af vroeg af afvraagt afvroeg
2nd person sing. (u) vraagt af vroeg af afvraagt afvroeg
2nd person sing. (gij) vraagt af vroegt af afvraagt afvroegt
3rd person singular vraagt af vroeg af afvraagt afvroeg
plural vragen af vroegen af afvragen afvroegen
subjunctive sing.1 vrage af vroege af afvrage afvroege
subjunctive plur.1 vragen af vroegen af afvragen afvroegen
imperative sing. vraag af
imperative plur.1 vraagt af
participles afvragend afgevraagd
1) Archaic.
Inflection of afvragen (weak, separable)
infinitive afvragen
past singular vraagde af
past participle afgevraagd
infinitive afvragen
gerund afvragen n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular vraag af vraagde af afvraag afvraagde
2nd person sing. (jij) vraagt af vraagde af afvraagt afvraagde
2nd person sing. (u) vraagt af vraagde af afvraagt afvraagde
2nd person sing. (gij) vraagt af vraagde af afvraagt afvraagde
3rd person singular vraagt af vraagde af afvraagt afvraagde
plural vragen af vraagden af afvragen afvraagden
subjunctive sing.1 vrage af vraagde af afvrage afvraagde
subjunctive plur.1 vragen af vraagden af afvragen afvraagden
imperative sing. vraag af
imperative plur.1 vraagt af
participles afvragend afgevraagd
1) Archaic.