Definify.com

Definition 2024


batsen

batsen

Dutch

Verb

batsen

  1. (intransitive) to rock, to bounce
    • 2008, Martin Bril, Donkere dagen. Nieuwe berichten uit het land, Prometheus, 74.
      Een beetje door de modder batsen, hekken repareren, waterputten slaan, dat soort eenvoudige klussen.
      Bouncing through the mud a bit, repairing fences, digging wells, simple chores like that.
    • 2008, Rink van der Velde, "Kritiese Denkers (2)", in Bokwerd Totaal, Friese Pers, 252.
      Maar wat doen deze bluisterige jongelui? Ze batsen er meteen in en willen het hele Bestuur van Plaatselijk Beland aan de kant ragen, want die zijn ouderwets.
  2. (transitive) to hit, to slap, to smack
    • 2014, Eva Hoeke, De stad, de kroeg en de man, Meulenhoff.
      (...) een echte chinees batst namelijk geen gebakken ei bovenop de nasi.
      (...) because a real Chinese cook doesn't smack a fried egg on top of nasi goreng.
    • 2016 February 6, Puck Roest, "Carnavalswagen met 'Alaaf Akbar' mag niet", Metro.
      Vorig jaar kozen de wagenbouwers ook al voor een controversieel onderwerp. Ze maakten toen een raket met de tekst 'IS met hun rare fratsen, we zullen deze raket eens in jullie anus batsen'.
      Last year the float builders chose a controversial topic as well. Then they built a rocket with the text "ISIS with their pranks bizarre, we'll slap this rocket in your arse".
  3. (transitive, colloquial) to ****

Inflection

Inflection of batsen (weak)
infinitive batsen
past singular batste
past participle gebatst
infinitive batsen
gerund batsen n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular bats batste
2nd person sing. (jij) batst batste
2nd person sing. (u) batst batste
2nd person sing. (gij) batst batste
3rd person singular batst batste
plural batsen batsten
subjunctive sing.1 batse batste
subjunctive plur.1 batsen batsten
imperative sing. bats
imperative plur.1 batst
participles batsend gebatst
1) Archaic.