Definify.com

Definition 2024


biefstuk

biefstuk

Dutch

Noun

biefstuk m (plural biefstukken, diminutive biefstukje n)

  1. beefsteak, steak
    Ik neem biefstuk met patat, dat is ook echt Vlaams.
    I will have steak with fries, that is also very Flemish.
    • 1998, C.A.M. Hutten-Groot, Vaardigheden huishoudelijke zorg, Bohn Stafleu van Loghum, page 73:
      Bak de biefstuk in de pan vlug bruin. Gebruik een vork om de biefstuk in de pan te leggen.
      Fry the steak brown quickly in the pan. Use a fork to lay the steak in the pan.

Synonyms