Definify.com

Definition 2024


bijwerkend

bijwerkend

Dutch

Participle

bijwerkend

  1. present participle of bijwerken

Declension

Inflection of bijwerkend
uninflected bijwerkend
inflected bijwerkende
comparative
positive
predicative/adverbial bijwerkend
bijwerkende
indefinite m./f. sing. bijwerkende
n. sing. bijwerkend
plural bijwerkende
definite bijwerkende
partitive bijwerkends