Definify.com

Definition 2024


blauw

blauw

Dutch

Alternative forms

Adjective

blauw (comparative blauwer, superlative blauwst)

  1. blue.
  2. visibly bruised, as in blauwe plek 'a bluish bruise'
  3. (slang) drunk

Inflection

Inflection of blauw
uninflected blauw
inflected blauwe
comparative blauwer
positive comparative superlative
predicative/adverbial blauw blauwer het blauwst
het blauwste
indefinite m./f. sing. blauwe blauwere blauwste
n. sing. blauw blauwer blauwste
plural blauwe blauwere blauwste
definite blauwe blauwere blauwste
partitive blauws blauwers

Derived terms

Noun

blauw n (plural blauwen, diminutive blauwtje n)

  1. The colour blue.
  2. Police (especially in the phrase: blauw op straat (police on the street))

See also

Colors in Dutch · kleuren (layout · text)
     rood      groen      geel      roomwit      wit
     karmijnrood      magenta      groenblauw/petrolblauw      groengeel/limoengroen      roze
     indigo      blauw      oranje      grijs      violet
     zwart      paars      bruin      azuurblauw      blauwgroen/cyaan