Dutch
Noun
doorgang m (plural doorgangen, diminutive doorgangetje n)
- passage
- Het kloofdal was vanwege de rotsbanken en de daarmee samenhangende stroomversnellingen een beruchte doorgang voor de scheepvaart.— The valley gorge was, because of the banks of rocks and the therewith coinciding current accelerations, a notorious passage for navigation.