Definify.com

Definition 2024


doorzoeken

doorzoeken

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /doːrˈzukə(n)/

Verb

doorzoeken

  1. (transitive) to search through
Inflection
Inflection of doorzoeken (weak with past in -cht, prefixed)
infinitive doorzoeken
past singular doorzocht
past participle doorzocht
infinitive doorzoeken
gerund doorzoeken n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular doorzoek doorzocht
2nd person sing. (jij) doorzoekt doorzocht
2nd person sing. (u) doorzoekt doorzocht
2nd person sing. (gij) doorzoekt doorzocht
3rd person singular doorzoekt doorzocht
plural doorzoeken doorzochten
subjunctive sing.1 doorzoeke doorzochte
subjunctive plur.1 doorzoeken doorzochten
imperative sing. doorzoek
imperative plur.1 doorzoekt
participles doorzoekend doorzocht
1) Archaic.

Etymology 2

From door + zoeken.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdoːrzukə(n)/

Verb

doorzoeken

  1. (intransitive) to continue searching
Inflection
Inflection of doorzoeken (weak with past in -cht, separable)
infinitive doorzoeken
past singular zocht door
past participle doorgezocht
infinitive doorzoeken
gerund doorzoeken n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular zoek door zocht door doorzoek doorzocht
2nd person sing. (jij) zoekt door zocht door doorzoekt doorzocht
2nd person sing. (u) zoekt door zocht door doorzoekt doorzocht
2nd person sing. (gij) zoekt door zocht door doorzoekt doorzocht
3rd person singular zoekt door zocht door doorzoekt doorzocht
plural zoeken door zochten door doorzoeken doorzochten
subjunctive sing.1 zoeke door zochte door doorzoeke doorzochte
subjunctive plur.1 zoeken door zochten door doorzoeken doorzochten
imperative sing. zoek door
imperative plur.1 zoekt door
participles doorzoekend doorgezocht
1) Archaic.