Dutch

Noun

haardos m ‎(plural haardossen, diminutive haardosje n)

1. All of a person's head hair
2. The same seen/used as an adornment

   De Romeinen noemden naar verluidt de Angelen zo, van Angeli 'engelen' in het Latijn, omwille van hun fraaie blonde Germaanse haardos

   De Romans named the Angli thus, it is said, from Angeli 'angels' in Latin, because of their fair blond Germanic head hair

3. A hairstyle

   Die haardos staat je verwijfd!

   You look effeminate in that hairstyle!

Synonyms

• haarbos
• hoofdhaar