Definify.com

Definition 2024


heefen

heefen

Luxembourgish

Verb

heefen (third-person singular present heeft, past participle geheeft, auxiliary verb hunn)

  1. to pile up

Conjugation

Regular
infinitive heefen
participle geheeft
auxiliary hunn
present
indicative
imperative
1st singular heefen
2nd singular heefs heef
3rd singular heeft
1st plural heefen
2nd plural heeft heeft
3rd plural heefen
(n) or (nn) indicates the Eifeler Regel.