Definify.com

Definition 2024


kluisteren

kluisteren

Dutch

Verb

kluisteren

  1. (transitive) To fetter, hog-tie or (rather) restrain in remaining movement
  2. (figuratively, transitive) To bind, restrict, as by a spell, fascination etc.

Inflection

Inflection of kluisteren (weak)
infinitive kluisteren
past singular kluisterde
past participle gekluisterd
infinitive kluisteren
gerund kluisteren n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular kluister kluisterde
2nd person sing. (jij) kluistert kluisterde
2nd person sing. (u) kluistert kluisterde
2nd person sing. (gij) kluistert kluisterde
3rd person singular kluistert kluisterde
plural kluisteren kluisterden
subjunctive sing.1 kluistere kluisterde
subjunctive plur.1 kluisteren kluisterden
imperative sing. kluister
imperative plur.1 kluistert
participles kluisterend gekluisterd
1) Archaic.

Derived terms

  • kluisteraar m
  • kluisterboei
  • kluistering
  • kluisterklank
  • omkluisteren
  • ontkluisteren
  • opkluisteren
  • inkluistering

Anagrams