Definify.com

Definition 2024


koek

koek

See also: kök and Kök

Dutch

Noun

koek m (plural koeken, diminutive koekje n)

  1. cookie, cake, wafer
  2. (by extension) something doughy or sticky
  3. (heraldry) roundel

Derived terms

  • (cake, cookie - literally): appelkoek, boterkoek, chocoladekoek, gemberkoek, honingkoek, jodenkoek, koffiekoek, kruidkoek, lavendelkoek, maïskoek, ontbijtkoek, oranjekoek, pannenkoek, peperkoek, spekkoek, soldatenkoek, speculaaskoek, suikerkoek
  • (cake, cookie - figuratively): billenkoek, kletskoek, lariekoek, lulkoek
  • (something sticky): aankoeken, bloedkoek, koeken, moederkoek, vastkoeken

Anagrams