Definify.com

Definition 2024


kortsluitend

kortsluitend

Dutch

Participle

kortsluitend

  1. present participle of kortsluiten

Declension

Inflection of kortsluitend
uninflected kortsluitend
inflected kortsluitende
comparative
positive
predicative/adverbial kortsluitend
kortsluitende
indefinite m./f. sing. kortsluitende
n. sing. kortsluitend
plural kortsluitende
definite kortsluitende
partitive kortsluitends