Dutch

Adverb

ooit

1. sometime (in the future)

   ooit zal ik er heen gaan

   I will go around there sometime in the future

2. ever

   heb je ooit getennist?

   have you ever played tennis?

3. once (in the past)

   Zo miste hij ooit het NK dammen in Utrecht omdat hij in de trein in slaap was gevallen en enkele keren tussen Groningen en Zwolle heen en weer was gereden.

   So once he missed the NK checkers [tournament] in Utrecht because he had fallen asleep in the train and had ridden a few times back and forth between Groningen and Zwolle.

Antonyms

• nooit

Derived terms

• ooit nog

Anagrams

• tooi