Home
Search
Index
Definify.com
Definition
2024
opschudden
opschudden
Dutch
Verb
opschudden
to cause
turmoil
, to
shake up
Inflection
Inflection of
opschudden
(weak, separable)
infinitive
opschuden
past
singular
schudde op
past
participle
opgeschud
infinitive
opschuden
gerund
opschuden
n
verbal noun
—
main clause
subordinate clause
present tense
past tense
present tense
past tense
1st
person
singular
schud op
schudde op
opschud
opschudde
2nd
person
sing.
(
jij
)
schudt op
schudde op
opschudt
opschudde
2nd
person
sing.
(
u
)
schudt op
schudde op
opschudt
opschudde
2nd
person
sing.
(
gij
)
schudt op
schudde op
opschudt
opschudde
3rd
person
singular
schudt op
schudde op
opschudt
opschudde
plural
schuden op
schudden op
opschuden
opschudden
subjunctive
sing.
1
schude op
schudde op
opschude
opschudde
subjunctive
plur.
1
schuden op
schudden op
opschuden
opschudden
imperative
sing.
schud op
imperative
plur.
1
schudt op
participles
opschudend
opgeschud
1)
Archaic.
Derived terms
opschudding
Etymology
From
op
+
schudden
Pronunciation
Similar Results