Definify.com

Definition 2024


pauselijk

pauselijk

Dutch

Adjective

pauselijk (comparative pauselijker, superlative pauselijkst)

  1. papal

Inflection

Inflection of pauselijk
uninflected pauselijk
inflected pauselijke
comparative pauselijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial pauselijk pauselijker het pauselijkst
het pauselijkste
indefinite m./f. sing. pauselijke pauselijkere pauselijkste
n. sing. pauselijk pauselijker pauselijkste
plural pauselijke pauselijkere pauselijkste
definite pauselijke pauselijkere pauselijkste
partitive pauselijks pauselijkers