Definify.com

Definition 2024


samenlevend

samenlevend

Dutch

Participle

samenlevend

  1. present participle of samenleven

Declension

Inflection of samenlevend
uninflected samenlevend
inflected samenlevende
comparative
positive
predicative/adverbial samenlevend
samenlevende
indefinite m./f. sing. samenlevende
n. sing. samenlevend
plural samenlevende
definite samenlevende
partitive samenlevends