Definify.com

Definition 2024


schaatsend

schaatsend

Dutch

Participle

schaatsend

  1. present participle of schaatsen

Declension

Inflection of schaatsend
uninflected schaatsend
inflected schaatsende
comparative
positive
predicative/adverbial schaatsend
schaatsende
indefinite m./f. sing. schaatsende
n. sing. schaatsend
plural schaatsende
definite schaatsende
partitive schaatsends