Definify.com
Definition 2024
toen
toen
See also: -tön
Dutch
Adverb
toen
- then, subsequently (at a time in the past)
- Toen ging hij weg.
- Then he left.
- Toen ging hij weg.
- back then, at the time, in those days
- Toen was dat nog heel gewoon.
- Back then that was still quite normal.
- Toen was dat nog heel gewoon.
Synonyms
Conjunction
toen
- when, at the time that (in the past)
- Hoe oud was je toen je vegetariër werd?
- How old were you when you became vegetarian?
- Toen João in 1821 terugkeerde naar Portugal bleef zijn zoon Peter als regent achter in Brazilië.
- When João returned to Portugal in 1821, his son Peter remained in Brazil as regent.
- Hoe oud was je toen je vegetariër werd?