Home
Search
Index
Definify.com
Definition
2024
toevertrouwen
toevertrouwen
Dutch
Verb
toevertrouwen
to
entrust
Inflection
Inflection of
toevertrouwen
(weak, prefixed, separable)
infinitive
toevertrouwen
past
singular
vertrouwde toe
past
participle
toevertrouwd
infinitive
toevertrouwen
gerund
toevertrouwen
n
verbal noun
—
main clause
subordinate clause
present tense
past tense
present tense
past tense
1st
person
singular
vertrouw toe
vertrouwde toe
toevertrouw
toevertrouwde
2nd
person
sing.
(
jij
)
vertrouwt toe
vertrouwde toe
toevertrouwt
toevertrouwde
2nd
person
sing.
(
u
)
vertrouwt toe
vertrouwde toe
toevertrouwt
toevertrouwde
2nd
person
sing.
(
gij
)
vertrouwt toe
vertrouwde toe
toevertrouwt
toevertrouwde
3rd
person
singular
vertrouwt toe
vertrouwde toe
toevertrouwt
toevertrouwde
plural
vertrouwen toe
vertrouwden toe
toevertrouwen
toevertrouwden
subjunctive
sing.
1
vertrouwe toe
vertrouwde toe
toevertrouwe
toevertrouwde
subjunctive
plur.
1
vertrouwen toe
vertrouwden toe
toevertrouwen
toevertrouwden
imperative
sing.
vertrouw toe
imperative
plur.
1
vertrouwt toe
participles
toevertrouwend
toevertrouwd
1)
Archaic.
Anagrams
vertrouwen toe
Etymology
toe
+
vertrouwen
Pronunciation
IPA
(key)
:
/ˈtuvərˌtr
ʌ
w
ə(n)/
Similar Results