Definify.com

Definition 2024


uitnodigend

uitnodigend

Dutch

Participle

uitnodigend

  1. present participle of uitnodigen

Declension

Inflection of uitnodigend
uninflected uitnodigend
inflected uitnodigende
comparative
positive
predicative/adverbial uitnodigend
uitnodigende
indefinite m./f. sing. uitnodigende
n. sing. uitnodigend
plural uitnodigende
definite uitnodigende
partitive uitnodigends

Anagrams