Definify.com

Definition 2024


uitvinken

uitvinken

Dutch

Verb

uitvinken

  1. to uncheck

Inflection

Inflection of uitvinken (weak with strong past participle, separable)
infinitive uitvinken
past singular vinkte uit
past participle uitgevinken
infinitive uitvinken
gerund uitvinken n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular vink uit vinkte uit uitvink uitvinkte
2nd person sing. (jij) vinkt uit vinkte uit uitvinkt uitvinkte
2nd person sing. (u) vinkt uit vinkte uit uitvinkt uitvinkte
2nd person sing. (gij) vinkt uit vinkte uit uitvinkt uitvinkte
3rd person singular vinkt uit vinkte uit uitvinkt uitvinkte
plural vinken uit vinkten uit uitvinken uitvinkten
subjunctive sing.1 vinke uit vinkte uit uitvinke uitvinkte
subjunctive plur.1 vinken uit vinkten uit uitvinken uitvinkten
imperative sing. vink uit
imperative plur.1 vinkt uit
participles uitvinkend uitgevinken
1) Archaic.