Definify.com

Definition 2024


vanzelfsprekend

vanzelfsprekend

Dutch

Adjective

vanzelfsprekend (comparative vanzelfsprekender, superlative vanzelfsprekendst)

  1. self-evident
  2. (to be) taken for granted

Inflection

Inflection of vanzelfsprekend
uninflected vanzelfsprekend
inflected vanzelfsprekende
comparative vanzelfsprekender
positive comparative superlative
predicative/adverbial vanzelfsprekend vanzelfsprekender het vanzelfsprekendst
het vanzelfsprekendste
indefinite m./f. sing. vanzelfsprekende vanzelfsprekendere vanzelfsprekendste
n. sing. vanzelfsprekend vanzelfsprekender vanzelfsprekendste
plural vanzelfsprekende vanzelfsprekendere vanzelfsprekendste
definite vanzelfsprekende vanzelfsprekendere vanzelfsprekendste
partitive vanzelfsprekends vanzelfsprekenders

Derived terms

  • vanzelfsprekendheid