Definify.com

Definition 2024


aansteek

aansteek

Afrikaans

Verb

aansteek (present steek aan, present participle aanstekende, past participle aangesteek)

  1. to pin on
  2. to start a fire
  3. (transitive) to infect (someone)

Dutch

Pronunciation

Verb

aansteek

  1. first-person singular present indicative of aansteken (when using a subclause)

Anagrams