Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


aantonen

aantonen

Dutch

Verb

aantonen

  1. (transitive) to show
  2. (transitive) to prove, demonstrate

Inflection

Inflection of aantonen (weak, separable)
infinitive aantonen
past singular toonde aan
past participle aangetoond
infinitive aantonen
gerund aantonen n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular toon aan toonde aan aantoon aantoonde
2nd person sing. (jij) toont aan toonde aan aantoont aantoonde
2nd person sing. (u) toont aan toonde aan aantoont aantoonde
2nd person sing. (gij) toont aan toonde aan aantoont aantoonde
3rd person singular toont aan toonde aan aantoont aantoonde
plural tonen aan toonden aan aantonen aantoonden
subjunctive sing.1 tone aan toonde aan aantone aantoonde
subjunctive plur.1 tonen aan toonden aan aantonen aantoonden
imperative sing. toon aan
imperative plur.1 toont aan
participles aantonend aangetoond
1) Archaic.

Anagrams

  • tonen aan

Etymology

From aan +‎ tonen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːntoːnə(n)/

Similar Results

  • Cantoned

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms