Definify.com

Definition 2024


infecteren

infecteren

Dutch

Alternative forms

  • infecteeren (obsolete spelling)

Verb

infecteren

  1. (transitive) To infect, bring into contact with a contagious germ causing illness
  2. (figuratively) To contaminate, pass on (to ...) some undesirable idea, habit etc.

Inflection

Inflection of infecteren (weak)
infinitive infecteren
past singular infecteerde
past participle geïnfecteerd
infinitive infecteren
gerund infecteren n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular infecteer infecteerde
2nd person sing. (jij) infecteert infecteerde
2nd person sing. (u) infecteert infecteerde
2nd person sing. (gij) infecteert infecteerde
3rd person singular infecteert infecteerde
plural infecteren infecteerden
subjunctive sing.1 infectere infecteerde
subjunctive plur.1 infecteren infecteerden
imperative sing. infecteer
imperative plur.1 infecteert
participles infecterend geïnfecteerd
1) Archaic.

Synonyms

Derived terms

Related terms