Dutch

Noun

jongen m ‎(plural jongens, diminutive jongetje n)

1. A boy, any male kid
2. (in the plural: jongens) Members of a male 'peers' group, e.g. a military unit
3. (slang, used in the vocative) A dude, a colloquial term of address for a man

jongen

1. Plural form of jong

Usage notes

The diminutive loses the -n.

Derived terms

• jongensachtig (adjective)
• jongensboek n
• jongensdroom m
• ballenjongen m
• boerenjongen m
• buurjongen m
• buurtjongen m
• dienstjongen m
• krantenjongen m
• kwajongen m
• leerjongen m
• loopjongen m
• schooljongen m
• stadsjongen m
• staljongen m
• straatjongen m
• weesjongen m
• etc.

Related terms

• jongeman m
• jongeheer m
• jongere m
• jonkheer m, jonker m

See also

• gast m
• knaap m, knul m, kerel(tje) m, vent(je) m
• zoon m

Noun

jongen

1. Plural form of jong

Verb

jongen

1. (intransitive) To give birth, have offspring, i.e. deliver one or more young
2. (figuratively, intransitive) To multiply, grow

Inflection

Derived terms

• aanjongen
• uitjongen

See also

• baren, verwekken, werpen
• (species-specific) kalveren, lammeren

Luxembourgish

Adjective

jongen

1. inflected form of jong