Definify.com

Definition 2024


omwinden

omwinden

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /ɔmˈʋɪndə(n)/

Verb

omwinden, omwínden

  1. (transitive) to wrap around
    Hij omwond de arm met een verband. He wrapped the bandage around the arm.
Inflection
Inflection of omwinden (strong class 3, prefixed)
infinitive omwinden
past singular omwond
past participle omwonden
infinitive omwinden
gerund omwinden n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular omwind omwond
2nd person sing. (jij) omwindt omwond
2nd person sing. (u) omwindt omwond
2nd person sing. (gij) omwindt omwondt
3rd person singular omwindt omwond
plural omwinden omwonden
subjunctive sing.1 omwinde omwonde
subjunctive plur.1 omwinden omwonden
imperative sing. omwind
imperative plur.1 omwindt
participles omwindend omwonden
1) Archaic.
Derived terms

Etymology 2

From om + winden.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈɔmˌʋɪndə(n)/

Verb

omwinden, ómwinden

  1. (intransitive) to wrap around
    Hij heeft er een verband omgewonden. He has wrapped a bandage (around it).
Usage notes

This verb is not strictly a separable verb as the separable part does not act as an adverb. Rather, it is actually winden with a prepositional phrase headed by the preposition om. When preceding the verb, the separable part can be written either together (Hij heeft er een verband omgewonden) or separated (Hij heeft er een verband om gewonden) without any distinction in meaning.

Inflection
Inflection of omwinden (strong class 3, separable)
infinitive omwinden
past singular wond om
past participle omgewonden
infinitive omwinden
gerund omwinden n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular wind om wond om omwind omwond
2nd person sing. (jij) windt om wond om omwindt omwond
2nd person sing. (u) windt om wond om omwindt omwond
2nd person sing. (gij) windt om wondt om omwindt omwondt
3rd person singular windt om wond om omwindt omwond
plural winden om wonden om omwinden omwonden
subjunctive sing.1 winde om wonde om omwinde omwonde
subjunctive plur.1 winden om wonden om omwinden omwonden
imperative sing. wind om
imperative plur.1 windt om
participles omwindend omgewonden
1) Archaic.

Anagrams