Definify.com

Definition 2024


opluchten

opluchten

Dutch

Verb

opluchten

  1. to relieve, to reassure from worries

Inflection

Inflection of opluchten (weak, separable)
infinitive opluchten
past singular luchtte op
past participle opgelucht
infinitive opluchten
gerund opluchten n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular lucht op luchtte op oplucht opluchtte
2nd person sing. (jij) lucht op luchtte op oplucht opluchtte
2nd person sing. (u) lucht op luchtte op oplucht opluchtte
2nd person sing. (gij) lucht op luchtte op oplucht opluchtte
3rd person singular lucht op luchtte op oplucht opluchtte
plural luchten op luchtten op opluchten opluchtten
subjunctive sing.1 luchte op luchtte op opluchte opluchtte
subjunctive plur.1 luchten op luchtten op opluchten opluchtten
imperative sing. lucht op
imperative plur.1 lucht op
participles opluchtend opgelucht
1) Archaic.

Derived terms