Definify.com

Definition 2024


samenhangend

samenhangend

Dutch

Adjective

samenhangend (comparative samenhangender, superlative samenhangendst)

  1. connected
  2. (~ met) in connection with

Inflection

Inflection of samenhangend
uninflected samenhangend
inflected samenhangende
comparative samenhangender
positive comparative superlative
predicative/adverbial samenhangend samenhangender het samenhangendst
het samenhangendste
indefinite m./f. sing. samenhangende samenhangendere samenhangendste
n. sing. samenhangend samenhangender samenhangendste
plural samenhangende samenhangendere samenhangendste
definite samenhangende samenhangendere samenhangendste
partitive samenhangends samenhangenders

Antonyms

Participle

samenhangend

  1. present participle of samenhangen

Inflection

Inflection of samenhangend
uninflected samenhangend
inflected samenhangende
comparative
positive
predicative/adverbial samenhangend
samenhangende
indefinite m./f. sing. samenhangende
n. sing. samenhangend
plural samenhangende
definite samenhangende
partitive samenhangends