Definify.com
Definition 2024
schrinken
schrinken
Dutch
Verb
schrinken
- (uncommon, dated) to shrink
- 1828, Het Eerste Bedrijf. Julius. Burgerhart., in Dichterlijke werken van J. van den Vondel, page 37:
- Om, veilìgh in zijn ampt, te schroomen noch te schrinken.
- 1909, Albert Verwey, Van het levensfeest door, in De Beweging, volume 4:
- Droevige sintels schronken.
- Sad sparks shrank.
- Droevige sintels schronken.
- 2003, :
- Het optimisme begon aardig te schrinken.
- Their optimism began to shrink considerably.
- Het optimisme begon aardig te schrinken.
- 2009, :
- Ik moet wat voorzichtig omspringen met mijn schijfruimte, dus hierbij een geschronken versie van het origineel.
- I need to be a bit cautious with my hard drive space, so here [is] a shrunken version of the original.
- Ik moet wat voorzichtig omspringen met mijn schijfruimte, dus hierbij een geschronken versie van het origineel.
- 1828, Het Eerste Bedrijf. Julius. Burgerhart., in Dichterlijke werken van J. van den Vondel, page 37:
Inflection
Inflection of schrinken (strong class 3) | ||||
---|---|---|---|---|
infinitive | schrinken | |||
past singular | schronk | |||
past participle | geschronken | |||
infinitive | schrinken | |||
gerund | schrinken n | |||
verbal noun | — | |||
present tense | past tense | |||
1st person singular | schrink | schronk | ||
2nd person sing. (jij) | schrinkt | schronk | ||
2nd person sing. (u) | schrinkt | schronk | ||
2nd person sing. (gij) | schrinkt | schronkt | ||
3rd person singular | schrinkt | schronk | ||
plural | schrinken | schronken | ||
subjunctive sing.1 | schrinke | schronke | ||
subjunctive plur.1 | schrinken | schronken | ||
imperative sing. | schrink | |||
imperative plur.1 | schrinkt | |||
participles | schrinkend | geschronken | ||
1) Archaic. |
Synonyms
- (to shrink): krimpen