Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


voorwenden

voorwenden

Dutch

Verb

voorwenden

  1. to feign, to pretend

Inflection

Inflection of voorwenden (weak, separable)
infinitive voorwenden
past singular wendde voor
past participle voorgewend
infinitive voorwenden
gerund voorwenden n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular wend voor wendde voor voorwend voorwendde
2nd person sing. (jij) wendt voor wendde voor voorwendt voorwendde
2nd person sing. (u) wendt voor wendde voor voorwendt voorwendde
2nd person sing. (gij) wendt voor wendde voor voorwendt voorwendde
3rd person singular wendt voor wendde voor voorwendt voorwendde
plural wenden voor wendden voor voorwenden voorwendden
subjunctive sing.1 wende voor wendde voor voorwende voorwendde
subjunctive plur.1 wenden voor wendden voor voorwenden voorwendden
imperative sing. wend voor
imperative plur.1 wendt voor
participles voorwendend voorgewend
1) Archaic.

Derived terms

  • voorwendsel

Etymology

From Middle Dutch vorewenden, from vore + wenden (modern Dutch voor +‎ wenden), probably a calque of Latin praetexere.

Pronunciation

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms