Definify.com
Definition 2024
Visse
Visse
Afrikaans
Waterdraer | Ram | |
Afrikaans Wikipedia has an article about Visse. |
Proper noun
Visse
visse
visse
Dutch
Etymology 1
Verb
visse
- (archaic) singular present subjunctive of vissen
Etymology 2
Cognate to English fitchew, English fitch and English fitchet.
Noun
visse f (plural vissen, diminutive [please provide])
- (Southern, dialectal) European polecat, Mustela putorius.
- 1907, Vlaanderen: algemeen Vlaamsch maandschrift, vol V, 486.
- 't Zal een ratte zijn of een visse, gromde hij.
- 1938, Biekorf, vol 44, 113.
- Bij 't speuren van een konijnenpijpe was daar een visse uitgesprongen
- 1907, Vlaanderen: algemeen Vlaamsch maandschrift, vol V, 486.
Synonyms
French
Verb
visse
- first-person singular present indicative of visser
- third-person singular present indicative of visser
- first-person singular present subjunctive of visser
- third-person singular present subjunctive of visser
- second-person singular imperative of visser
- first-person singular imperfect subjunctive of voir