Home
Search
Index
Definify.com
Definition
2024
aanbraakt
aanbraakt
Dutch
Verb
aanbraakt
second-person
(
gij
)
singular
past
indicative
of
aanbreken
(when using a subclause)
Anagrams
braakt aan
Pronunciation
IPA
(key)
:
/ˈaːmˌbraːkt/
Similar Results