Definify.com

Definition 2024


aangekleed

aangekleed

Dutch

Participle

aangekleed

  1. past participle of aankleden

Declension

Inflection of aangekleed
uninflected aangekleed
inflected aangeklede
comparative
positive
predicative/adverbial aangekleed
indefinite m./f. sing. aangeklede
n. sing. aangekleed
plural aangeklede
definite aangeklede
partitive aangekleeds