Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


afleren

afleren

Dutch

Verb

afleren

  1. (transitive) to unlearn
  2. (transitive) to correct (often a bad habit)

Inflection

Inflection of afleren (weak, separable)
infinitive afleren
past singular leerde af
past participle afgeleerd
infinitive afleren
gerund afleren n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular leer af leerde af afleer afleerde
2nd person sing. (jij) leert af leerde af afleert afleerde
2nd person sing. (u) leert af leerde af afleert afleerde
2nd person sing. (gij) leert af leerde af afleert afleerde
3rd person singular leert af leerde af afleert afleerde
plural leren af leerden af afleren afleerden
subjunctive sing.1 lere af leerde af aflere afleerde
subjunctive plur.1 leren af leerden af afleren afleerden
imperative sing. leer af
imperative plur.1 leert af
participles aflerend afgeleerd
1) Archaic.

Antonyms

  • aanleren

Anagrams

  • flaneer, flanere, leren af

Etymology

From af +‎ leren.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈɑfleːrə(n)/

Similar Results

  • Floren

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms