Definify.com
Definition 2024
gelijk
gelijk
See also: gelijk-
Dutch
Noun
gelijk n (uncountable)
- right
- Hij is zeker van zijn gelijk.
- He is convinced that he is right.
- Hij is zeker van zijn gelijk.
- truth
- Je hebt gelijk.
- You are correct.
- Je hebt gelijk.
Derived terms
- gelijk geven
- gelijk hebben
- gelijk krijgen
Adjective
gelijk (comparative gelijker, superlative gelijkst)
- equal; like; alike; similar syn.
- Het is me gelijk.
- It's all the same to me.
- Juist gelijk dat?.
- Just like that?.
- Het is me gelijk.
- (pertaining to rank, value, worth etc.) equal, equivalent syn.
- Iedereen is gelijk voor de wet.
- Everybody is equal before the law.
- Iedereen is gelijk voor de wet.
Inflection
Inflection of gelijk | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | gelijk | |||
inflected | gelijke | |||
comparative | gelijker | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | gelijk | gelijker | het gelijkst het gelijkste |
|
indefinite | m./f. sing. | gelijke | gelijkere | gelijkste |
n. sing. | gelijk | gelijker | gelijkste | |
plural | gelijke | gelijkere | gelijkste | |
definite | gelijke | gelijkere | gelijkste | |
partitive | gelijks | gelijkers | — |
Antonyms
- (equal): def. tegengesteld
- (equivalent): def. tegengesteld
Derived terms
Adverb
gelijk
Synonyms
Conjunction
gelijk
- (Belgium) like, such as
- landen gelijk Engeland en Frankrijk
- countries like England and France
- landen gelijk Engeland en Frankrijk
- (Belgium) as, just like, just as, the way that
- Het is gelijk ge wilt.
- It is as you wish.
- Het is gelijk ge wilt.
Synonyms
Verb
gelijk