Definify.com

Definition 2024


gezet

gezet

Dutch

Adjective

gezet (comparative gezetter, superlative gezetst)

  1. stout, stocky
  2. (euphemistic) obese, overweight
  3. fixed, set, determined (said of mortgage terms, timeframe of a plan, etc)

Inflection

Inflection of gezet
uninflected gezet
inflected gezette
comparative gezetter
positive comparative superlative
predicative/adverbial gezet gezetter het gezetst
het gezetste
indefinite m./f. sing. gezette gezettere gezetste
n. sing. gezet gezetter gezetste
plural gezette gezettere gezetste
definite gezette gezettere gezetste
partitive gezets gezetters

Participle

gezet

  1. past participle of zetten

Inflection

This participle needs an inflection-table template.

Anagrams