Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


inspreken

inspreken

Dutch

Verb

inspreken

  1. to record (especially sound)
  2. to pep, encourage

Inflection

Inflection of inspreken (strong class 4, separable)
infinitive inspreken
past singular sprak in
past participle ingesproken
infinitive inspreken
gerund inspreken n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular spreek in sprak in inspreek insprak
2nd person sing. (jij) spreekt in sprak in inspreekt insprak
2nd person sing. (u) spreekt in sprak in inspreekt insprak
2nd person sing. (gij) spreekt in spraakt in inspreekt inspraakt
3rd person singular spreekt in sprak in inspreekt insprak
plural spreken in spraken in inspreken inspraken
subjunctive sing.1 spreke in sprake in inspreke insprake
subjunctive plur.1 spreken in spraken in inspreken inspraken
imperative sing. spreek in
imperative plur.1 spreekt in
participles insprekend ingesproken
1) Archaic.

Anagrams

  • spreken in

Etymology

in +‎ spreken

Pronunciation

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms