Definify.com

Definition 2024


ontwaakt

ontwaakt

Dutch

Verb

ontwaakt

  1. second- and third-person singular present indicative of ontwaken
  2. (archaic) plural imperative of ontwaken

Participle

ontwaakt

  1. past participle of ontwaken

Declension

Inflection of ontwaakt
uninflected ontwaakt
inflected ontwaakte
comparative
positive
predicative/adverbial ontwaakt
indefinite m./f. sing. ontwaakte
n. sing. ontwaakt
plural ontwaakte
definite ontwaakte
partitive ontwaakts