Dutch
Adverb
thuis
- at home
- Ik ben niet thuis.
- I'm not at home.
- Ze zijn nog niet thuis.
- They're not home yet.
- Is er iemand thuis?
- Is anybody home?
Antonyms
Derived terms
Related terms
Noun
thuis n (plural thuizen, diminutive thuisje n)
- a home
Synonyms
Anagrams