Home
Search
Index
Definify.com
Definition
2024
voortschrijden
voortschrijden
Dutch
Verb
voortschrijden
to
march
forward
Inflection
Inflection of
voortschrijden
(strong class 1, separable)
infinitive
voortschrijden
past
singular
schreed voort
past
participle
voortgeschreden
infinitive
voortschrijden
gerund
voortschrijden
n
verbal noun
—
main clause
subordinate clause
present tense
past tense
present tense
past tense
1st
person
singular
schrijd voort
schreed voort
voortschrijd
voortschreed
2nd
person
sing.
(
jij
)
schrijdt voort
schreed voort
voortschrijdt
voortschreed
2nd
person
sing.
(
u
)
schrijdt voort
schreed voort
voortschrijdt
voortschreed
2nd
person
sing.
(
gij
)
schrijdt voort
schreedt voort
voortschrijdt
voortschreedt
3rd
person
singular
schrijdt voort
schreed voort
voortschrijdt
voortschreed
plural
schrijden voort
schreden voort
voortschrijden
voortschreden
subjunctive
sing.
1
schrijde voort
schrede voort
voortschrijde
voortschrede
subjunctive
plur.
1
schrijden voort
schreden voort
voortschrijden
voortschreden
imperative
sing.
schrijd voort
imperative
plur.
1
schrijdt voort
participles
voortschrijdend
voortgeschreden
1)
Archaic.
Anagrams
schrijden voort
Etymology
voort
+
schrijden
Pronunciation
Similar Results